Parkinsonpatiënt bij de tandarts

Nederland telt ruim 50.000 mensen met de ziekte van Parkinson. Grote kans dus dat er een patiënt met deze ziekte in uw behandelstoel belandt. Achtergrondinformatie over het ziekteproces en de kenmerken ervan, dragen bij aan een goede mondhygiënebehandeling van patiënten met ziekte van Parkinson.

Het ziekteproces van de ziekte van Parkinson speelt zich af in de hersenen. Zenuwcellen in de hersenen die de stof dopamine produceren sterven af. Dopamine zorgt voor een goede communicatie tussen de hersendelen en het doorgeven van signalen aan de spieren. Dopamine speelt dus juist een belangrijke rol bij het maken van bewegingen. Aangezien er steeds meer zenuwcellen afsterven die dopamine produceren, wordt de dopamine steeds minder beschikbaar. De aansturing van de spieren verloopt dus steeds moeizamer. Zo blijft het ziekteproces voortschrijden en worden de verschijnselen steeds erger. De ziekte van Parkinson wordt dan ook een progressieve neurodegeneratieve ziekte genoemd.

Symptomen van de ziekte van Parkinson

Als gevolg van de ziekte van Parkinson treden een aantal motorische kenmerken op: mensen kunnen stijver worden, komen langzamer op gang en ongeveer de helft heeft last van een tremor (trillen in rust). De motorische verschijnselen kunnen ook optreden in het mond-kaakgebied. Hierdoor zie je bij Parkinsonpatiënten vaak een vlakke mimiek (maskergelaat) en zijn ze vaak moeilijk verstaanbaar vanwege hun zachte spraak. Kauw- en slikbewegingen kunnen ook worden beperkt. Dit geeft een risico op verslikken en aspiratie-pneumonie. Ook onvrijwillig speekselverlies (kwijlen) kan vaker voorkomen.

Naast motorische verschijnselen treden er op de langere termijn vaak ook non-motorische verschijnselen op. Denk hierbij aan concentratieverlies, depressieve klachten, lusteloosheid, slaapproblemen en moeite met planning.

Parkinsonkenmerken kunnen worden bestreden met medicatie. Echter, naarmate de ziekte vordert, neemt de werking van de medicijnen af en is de werkingsduur korter. Een bijverschijnsel van medicatie is juist overbeweeglijkheid. Bij langer gebruik van Parkinsonmedicaties kunnen er grotere fluctuaties ontstaan tussen momenten van ontzettende stijfheid en overbeweeglijkheid. Deze verschillende momenten worden ‘on’ en ‘off’ momenten genoemd.

Als zorgverlener is het heel belangrijk om je te realiseren dat er een grote variatie is aan klachten en dat de klachten bij iedere patiënt anders tot uiting kunnen komen. Ook de ziekteduur speelt een grote rol in de presentatie van de klachten: Aan iemand die de diagnose net gekregen heeft, merk je vaak nog niet zoveel. De medicatie werkt dan goed en het leven gaat gewoon door. Pas na langere tijd worden de verschijnselen erger, waardoor het dagelijks functioneren ook wordt bemoeilijkt. Als iemand langere tijd ziek is, worden de verschijnselen heviger en zijn deze vaak moeilijker te onderdrukken met medicatie. Er zijn vaker en hevigere ‘on’ en ‘off’ momenten en ook de non-motorische klachten gaan een grotere rol spelen. Patiënten die langer ziek zijn en bij wie de Parkinson in een verder stadium is, worden voor hun zorg steeds afhankelijker van anderen.

Wanneer medicatie niet meer voldoende werkt, wordt er soms gekozen voor een DBS-operatie. Dit staat voor Deep Brain Stimulation. Hierbij worden er twee electrodes in de hersenen geplaatst, deze geven electrische impulsen af die vooral de motorische symptomen van de ziekte van Parkinson onderdrukken.

Door de ziekte van Parkinson lukt het soms niet hulpmiddelen naar behoren te gebruiken. Het is belangrijk te kijken naar wat nog WÈL kan.

beeld: Unsplash (Aaron Burden)

Tandheelkundige behandeling

Wat betekent al deze informatie voor tandartsen en mondhygiënisten en voor onze behandelaanpak?

Een open communicatie over het ziekteproces is essentieel: Hoe uit de Parkinson zich bij deze patiënt? Waar loopt hij of zij tegenaan? Welke aspecten aan de mondverzorging zijn moeilijk en verdienen extra aandacht? Wat betekent dit voor de mondhygiënebehandeling?

Het uitvoeren van dagelijkse gebitsverzorging kan ernstig bemoeilijkt worden door de Parkinsonverschijnselen. Het tandenpoetsen kan minder doelmatig worden en interdentaal reinigen is vaak nog ingewikkelder voor de patiënt. Ook de momenten van tandenpoetsen kunnen veranderen. Er zijn patiënten die dit bijvoorbeeld ’s avonds, als de medicatie minder werkt, niet meer kunnen opbrengen. Bespreek dus samen met de patiënt hoe je dit kan oplossen. Welke vorm van gebitsreiniging is wel goed uitvoerbaar en welke momenten zijn het meest geschikt? Als een patiënt het niet volhoudt om 2 minuten te poetsen, kan hij bijvoorbeeld geïnstrueerd worden om op het ene moment de bovenkaak grondig te reinigen en een ander moment de onderkaak. De frequentie van het mondhygiënebezoek verhogen, helpt vaak ook.

Soms is er ook sprake van schaamte, bijvoorbeeld schaamte voor het gebit of omdat iemand moeite heeft met het ondergaan van een lange behandeling. De patiënt wil de tandarts of mondhygiënist dan niet tot last zijn en wil niet overkomen als een veeleisende patiënt. Uiteraard pas je je behandeling aan aan de vermogens van de patiënt en niet andersom. 

Het is belangrijk om realistisch te zijn in je behandelplan: complexe instructie wordt vaak toch niet opgevolgd en een intensief paroprotocol is soms te hoog gegrepen. Overleg dit met de patiënt. Wat is haalbaar en wat niet? Soms is het goed om een partner of ander familielid te betrekken bij de mondzorg, bijvoorbeeld iemand die kan helpen met het uitvoeren van de dagelijkse mondverzorging. Of deze noodzaak en mogelijkheid er is, verschilt natuurlijk enorm van patiënt tot patiënt.

Tijdens de behandeling in de stoel is er ook een aantal zaken waar je rekening mee moet houden. De patiënt is voor zijn functioneren afhankelijk van zijn medicatie. Niet ieder tijdstip is dus even geschikt. Probeer dus een passend tijdstip af te spreken voor de behandeling en probeer ook op tijd te beginnen en voldoende tijd te nemen. Duurt de behandeling te lang en heeft de patiënt een korte spanningsboog? Ook dan kan de behandeling best in stukjes worden opgeknipt. In alle gevallen is een goede communicatie hierover met de patiënt weer ontzettend belangrijk, zodat de behandeling zo goed mogelijk op de patiënt is toegespitst.

In het tandheelkundige behandelplan moet er oog zijn voor de lange termijn. De voorzieningen die worden gemaakt, moeten gemakkelijk reinigbaar zijn en duurzaam. Je weet immers dat de mondverzorging waarschijnlijk op de lange termijn achteruit gaat. Een verkorte tandboog creëren kan soms een beter idee zijn dan de zijdelingse delen nog een opknapbeurt te geven met kroon- en brugwerk of endodontische behandelingen. Voorspelbaarheid en reinigbaarheid zijn kernwoorden. Uiteraard is het te adviseren dit lange termijnplan goed met de patiënt te bespreken. Waar bevindt de patiënt zich in het ziekteproces? Wat zijn de verwachtingen van de patiënt en wat zijn de wensen op tandheelkundig gebied? Wat kan de patiënt aan? Hoe sluit dit aan bij de realiteit?

Tijdens de behandeling zelf, dient de tandarts of mondhygiënist rekening te houden met mogelijke slikproblemen en een verhoogd risico op verslikken. Door slikproblemen kan iemand ook last krijgen van overmatig speekselverlies (kwijlen). Doordat er geen frequente of doelmatige slikbeweging kan worden gemaakt, hoopt speeksel zich meer op in de mond en dit kan dan door de mondopening naar buiten lopen. Kwijlen wordt door de patiënt als zeer hinderlijk ervaren. Bij slikproblemen kan de patiënt worden verwezen naar een logopedist uit het ParkinsonNet.

Een droge mond wordt anderzijds ook vaker aangetroffen bij Parkinsonpatiënten, vaak door de invloed van medicatie. Men moet dus bedacht zijn op een groter risico op (wortel)cariës en hier de behandeling op aanpassen, bijvoorbeeld door de zwakke plekken regelmatig te fluorideren. Zie hiervoor o.a. de richtlijn Wortelcariës bij ouderen van het KIMO (Introductie – Het KIMO – Kennisinstituut Mondzorg).

In de inleiding werd ook al overbeweeglijkheid genoemd, dit kan ook voorkomen in het mond-kaakstelsel en zorgen voor problemen met spreken, maar ook met bijten en kauwen. Wanneer er kauwstoornissen worden gemeld, is dit vaak het gevolg van de Parkinsonverschijnselen en is er minder vaak sprake van een tandheelkundige oorzaak. Bij CMD-problemen zoals bruxisme, kan een opbeetplaat soms helpen. Maar als iemand al ernstige Parkinsonverschijnselen heeft, is het soms extra lastig om aan een opbeetplaat te wennen. Hetzelfde geldt voor het wennen aan prothetische voorzieningen.

Soms kan het nodig zijn dat iemand u helpt met de dagelijkse tandverzorging

beeld: Unsplash (Logan Weaver)

Verwijzen

Voor patiënten met de ziekte van Parkinson is het ParkinsonNet opgericht. Dit is een netwerk van zorgverleners uit verschillende disciplines met extra kennis over de ziekte van Parkinson. O.a. neurologen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, diëtisten en logopedisten zijn vertegenwoordigd in dit netwerk. Sinds kort is hier ook een aantal tandartsen bij aangesloten.

Deze tandartsen vindt je hier. Kijk voor alle zorgverleners op: www.parkinsonzorgzoeker.nl.

Wanneer het niet meer mogelijk is om een patiënt met de ziekte van Parkinson in uw eigen praktijk te behandelen, kunt u verwijzen naar een tandarts van ParkinsonNet, een tandarts-geriatrie of een tandarts-gehandicaptenzorg (Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie – Leden die helpen).

Ook kunt u verwijzen naar een Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde (Cobijt: Centraal Overleg BIJzondere Tandheelkunde – Centra).